Artikel uit http://www.klasse.be/archief/ankers-en-magneten/
“Pesten op de speelplaats is afgenomen. Dat heeft mij echt verrast”, zegt Dirk Herrijgers, directeur basisonderwijs in Wuustwezel. In zijn school is de speelplaats in anderhalf jaar tijd omgetoverd tot een boeiende, uitdagende ruimte waar alle leerlingen spelstimulansen vinden. Een low budget project van leerkrachten, leerlingen én ouders. Steeds meer scholen beseffen dat een speelplaats geen lege, grijze vlakte mag zijn. Kinderen willen zowel geborgenheid als uitdaging. Meer nog, ze hebben er baat bij. Een verhaal van ankers en magneten.”Het kan niet altijd voetbal zijn. We moeten onze leerlingen weer speelbewust maken.” Tot die vaststelling kwamen de leraars van de gemeentelijke BLO-school in Beerse. “Onze speelplaats is altijd een grote, lege vlakte geweest”, licht Guido Segers, leraar lichamelijk opvoeding, toe. “Er wordt veel gevoetbald, ja, maar gewoon spelen blijkt moeilijk. Voor individueel spel of fantasiespel ontbreken stimulansen. Regelspel of samen spelen is voor ons publiek dan weer minder evident. Dus hebben we onze leerlingen geobserveerd en hun gevraagd wat er volgens hen aan de speelplaats schort. Dit en een enquête onder de leraars leverden veel nuttige informatie op. Als het meezit, zal onze speelplaats er volgend jaar heel anders uitzien.”
Chaos
Sommige leraars willen niets liever dan een grote, lege speelplaats. Weg speeltuig, struik en boom, maak plaats voor klinker of tegel. Makkelijk voor het toezicht, zegt de één, minder ongelukken, zegt de ander. Niets blijkt minder waar. “Op een lege speelplaats is het elke dag een ander soort chaos. Goed toezicht houden is een illusie”, zegt Peter Dekeyser van Kind en Samenleving. Als adviseur en ontwerper van kindvriendelijke speelplaatsen bezocht hij in zeven jaar tijd meer dan honderd Vlaamse scholen. “En precies door die chaos is het aantal kleine ongelukken erg groot.” Dirk Herrijgers, directeur van de Vrije Basisschool in Wuustwezel, voegt daar nog een aspect aan toe: “We kwamen tot de vaststelling dat kinderen vooral hoeken en randen opzoeken. Zelden blijven ze lang in het midden van een speelplaats. Uit verveling en gebrek aan spelstimulansen wordt er ook veel gepest. We dachten: onze leerlingen hebben een boeiender speelplaats nodig.”
Witte streep
“Uitgebouwde zones zijn ware magneten.” Zo verklaart Peter Dekeyser het feit dat leerlingen de open vlakte mijden. “Maar precies de hoeken, randen en muurtjes die dergelijke zones afbakenen, worden aan onze leerlingen ontzegd. Er zijn er te weinig. Of men trekt een witte streep op de grond en zegt ‘Hier mag je niet over’. Nu zullen kinderen niet in eerste instantie gaan waar ze niet mogen, maar ze zoeken wel de beste plaatsen om te spelen. En wat prikkelt meer hun fantasie en zin om te spelen dan een muurtje met een struik waarachter nog enkele vrije vierkante meters liggen? Of wat is een beter ankerpunt dan een dorpel of een trap?”
Mouwen omhoog
Spel is belangrijk. Dat wist Dirk Herrijgers al uit zijn ervaring met speelpleinwerking. En dus staken hij, leerkrachten, kinderen en ouders de koppen bij elkaar om de speelplaats verregaand te hervormen. “Natuurlijk vroegen we ons eerst af wat spelen in deze tijd kan inhouden”, legt hij uit. “Zo kwamen we tot een visie met sleutelwoorden als uitdaging, experiment, ontmoeting.” Tijdens dezevormingsfase kregen alle partijen even veel inspraak: de leerlingen (“Ze weten soms meer dan volwassenen.”), de ouders (“Vaak gaat de impuls van hen uit.”), de leerkrachten (“Zij moeten erachter staan, als toezichter onder meer, maar hun observaties van de leerlingen zijn op zijn minst zo belangrijk.”). Peter Dekeyser stuurde visie en concept. Een half jaar later stond een nieuwe speelplaats op papier. De ouders zorgden voor de nodige fondsen en stroopten de mouwen op om er concrete vorm aan te geven. Een technische school uit de omgeving bood haar diensten aan: “Jullie leveren het hout, onze vijfdejaars maken de speeltuigen.” Samenwerking volop.
Amfitheater
De leerlingvriendelijke speelplaats is onderverdeeld in zones, die min of meer in elkaar doorlopen, maar die elk wel een eigen stempel krijgen: podium of amfitheater, klimtuigen of looppaden met niveauverschil, natuurleerpad of mini-bos, een hindernissenparcours van paaltjes, touwtjes en kegeltjes, een speciale zone waar enkel de kleuters mogen komen (als ze dat willen) Speeltuigen zijn statisch, spektakel hoeft niet (“Daar zijn kinderen toch snel op uitgekeken”). Zithoeken bieden leerlingen de kans even op adem te komen (“Goed voor het sociaal contact ook”). En overal groen. “Robuust of streekeigen groen is nog het best”, raadt Peter Dekeyser aan. “En als de speelplaats verhard is, gebruik dan straatbomen. Die kunnen een beperkte bewegingsvrijheid wel verdragen.”
Struikelwortel
Men vindt wel vaker een reden om speelplaatsen tot lege vlaktes te herleiden. In een school in Dendermonde wilde men een boom omhakken omdat te veel leerlingen over de uitgegroeide wortels struikelden bij het lopen. “Da’s het kind met het badwater wegwerpen”, antwoordt Dekeyser. “De kinderen struikelen door de lege ruimte voor en achter de boom. Niets remt hen af. Enkele paaltjes rond de boom en het probleem is opgelost.” In sommige scholen worden zelfs educatieve elementen in de speelplaats verwerkt. In grote stenen bakken staan plantjes waar klas 2 over waakt. Elders bevindt zich, in de boeg van een houten boot, een thermometer waar klas 4 bij gelegenheid waarnemingen doet. “Zolang het één maar niet moet wijken voor het ander”, zegt Dekeyser nog.
Gleuven
En toezicht houden? Kan dat wel op een speelplaats vol groen en afleiding? De ervaring leert van wel. “Op een speelplaats vol massieve tussenschotten of hoog struikgewas is dat natuurlijk moeilijker”, zegt Dekeyser. “Dat zijn fouten die men dan ook moet vermijden. Plant overwegend lage struiken aan en zorg ervoor dat een wand uit palen bestaat met ruime gleuven waar de leraar doorheen kan kijken. Een goed plan voorziet ook in twee of drie plaatsen van waaruit de leraar de hele speelplaats kan overzien. Leerkrachten hebben trouwens gauw door dat sommige zones weinig of geen, andere meer toezicht vereisen. Maar pesterijen en wangedrag zullen sowieso afnemen.” Het effect van zo’n levendige speelplaats wordt door de meeste scholen positief genoemd. De kinderen zijn rustiger, ook achteraf in de klas, het spel verloopt gemoedelijker, het toezicht is gemakkelijker, overzichtelijker en leuker. En er is meer geborgenheid. “Geef kinderen actieve stimulansen om te spelen, geef ze uitdaging, spreid ze over de volledige ruimte en verveling en pestgedrag zijn minder”, beaamt Dirk Herrijgers.
Metselen
Niet elke school hoeft per se zijn hele speelplaats te vernieuwen. Bestaande zones accentueren, een gedeelte van de verharding vervangen door groen of zand of gewoon de gedragscode herdenken allemaal ingrepen die (financieel) best haalbaar zijn. Dat besefte ook het oudercomité van een stedelijke basisschool in Antwerpen. “We wilden de kinderen wat meer speelkansen geven tijdens de lange middagpauze”, vertelt Chris Anseeuw, lid van het comité. “Dus kwamen we op het idee van een spelotheek. De leerlingen kunnen terecht in een soort tuinhuisje. Ze ontlenen er een bal, een hoepel, een diabolo enz., maar ook rustiger zaken zoals strips. We creëerden daarvoor een hoekje op de speelplaats door banken te herschikken en tafels bij te plaatsen. De spelotheek wordt door leerlingen gerund via een beurtsysteem. Winkeltje spelen onder begeleiding, zeg maar.” De ouders gaven de aanzet, een werkgroep met ouders en leerkrachten zorgde voor de uitwerking, de leerlingen leverden mee ideeën. De rode draad door elk succesverhaal heet inspraak en samenwerking. Of zoals Dirk Herrijgers besluit: “Wil je zoiets realiseren, dan moet je verschillende kanalen gebruiken.”